Leren Gods stem te verstaan (2)

stoplichtDallas Willard spreekt in zijn boek over ‘God verstaan’ over de zogenaamde ‘drie lichten’ die we kunnen raadplegen om te bepalen wat God wil dat we doen:

  1. omstandigheden,
  2. indrukken van de Geest,
  3. Bijbelgedeelten.

Onderstaande citaten geven daar wat meer invulling aan.

Gods indrukken in ons en zijn woord buiten ons worden altijd bevestigd door zijn voorzienigheid rondom ons; en we moeten rustig wachten tot deze drie in één punt samenkomen. (…) Wanneer de drie getuigen van God samenvallen, zult u heel zeker weten dat u op de goede weg bent, alsof een engel u staat te wenken. (…) De omstandigheden van ons dagelijkse leven zijn, wanneer ze in overeenstemming zijn met het inwendig aandringen van de geest en met het Woord van God, een onfeilbare aanwijzing van Gods wil. (blz. 185-186, citaten van Frederick B. Meyer, The Secret of Guidance)

Iedereen die veel ervaring op de Weg van Christus heeft, zal weten dat het op één of andere manier goed is zowel naar de omstandigheden als naar de Bijbel en de inwendige aandrang van de Geest te kijken, als we proberen te horen wat God tot een bepaalde persoon zegt. (blz. 189)

Op de vraag hoe we kunnen begrijpen welke rol deze drie lichten spelen in het horen van Gods stem geeft Willard een tweeledig antwoord:

Ten eerste sluit een leven dat geleefd wordt vanuit het luisteren naar wat God zegt, ons eigen oordeel niet uit. Luisteren naar God maakt ons eigen besluitvormingsproces niet overbodig. We blijven, net als anderen die onder de invloed van Gods stem komen, zelf degenen die beslissingen nemen. (…) De drie lichten zijn de factoren waarmee we rekening moeten houden tijdens het proces van de vorming van een verantwoord oordeel en het nemen van een besluit over wat we moeten doen.

Ten tweede is het niet zo dat één licht apart of alle lichten bij elkaar ons zonder meer het woord van God geven. (…) De stem van God is niet zelf één van de drie lichten, en ook niet alle lichten bij elkaar. Maar het innerlijk onderwijs (…) – de stem of het woord van God dat tot een persoon komt, zoals herhaaldelijk getoond in Bijbelse gebeurtenissen – gaat gewoonlijk samen met verantwoorde Bijbelstudie en -overdenking, met het ervaren van verschillende bewegingen van de Geest in ons hart en met verstandige alertheid op onze omstandigheden.

Dit lijkt me een transparante en begrijpelijke benadering van het verstaan van Gods stem.

Leren Gods stem te verstaan (1)

stemvanGodOp de Adventszondagen heb ik gepreekt over Lucas 1. Daar kwamen we vier mensen tegen die Gods stem hebben verstaan in hun leven: Zacharias, Elisabet, Johannes en Maria. Je kunt de preken hier naluisteren  en de preeksamenvattingen hier nalezen.

Intussen heb ik ook Dallas Willards boek gelezen: ‘God verstaan. Groeien in vertrouwelijke omgang met God’. Een prachtig boek met een heel evenwichtige benadering van het thema!

Komende zondag ga ik opnieuw preken over dit thema. Nu niet vanuit Lucas 2 (en ook niet in de Plantagekerk, maar in CGK De Bolder in Zwolle en de GKV Eudiokiakerk in Kampen, ook als voorbereiding weer op een themadienst op 25 januari in de Plantagekerk) maar vanuit Psalm 25.  Deze Psalm kwam ik op blz. 41 van Willards boek tegen in dit citaat:

Wanneer we Gods woord voor ons persoonlijk leven zoeken (moeten we) tegelijkertijd de genade van ware nederigheid zoeken en ontvangen. (…) [Over Mozes] Er bestond een zeker verband tussen zijn zachtmoedigheid en zijn intieme werk- en gespreksrelatie met God. Psalm 25:9 zegt van God: ‘wie nederig zijn, leidt Hij in het rechte spoor. Hij leert hun zijn paden te gaan.’

Als je Psalm 25 leest, dan ontdek je hoe nauw Gods stem verstaan, Gods leiding zoeken, Gods vertrouwelijk omgang vinden en Gods weg in jouw leven ontdekken met elkaar samenhangen. In de berijmde versie (Gereformeerd Kerkboek wel te verstaan) komt het heel prachtig bij elkaar als je vers 7a en vers 4 met elkaar verbindt. Lees en zing maar eens:

Gods vertrouwlijk’ omgang vinden
zielen waar zijn vrees in woont,
daar de HEER aan zijn beminden
zijn verbondsgeheimen toont.
Wie ootmoedig luistren wil,
zal de rechte paden leren,
hij, die nederig en stil
wandelt in de weg des HEREN.

Luisteren naar God. Ootmoed en nederigheid. Vertrouwelijke omgang. Zijn beminden. Verbondsgeheimen. Alles komt hier samen wat belangrijk is rond het luisteren naar Gods stem. Zo hebben we het gisteren in de Plantagekerk ook gezongen. Luister maar.

Terug nu naar het boek van Dallas Willard. ‘God verstaan’ bevat gezond en diepgaand onderwijs. Iets daarvan wil ik hier (en in enkele blogposts die nog volgen) doorgeven door middel van krachtige citaten en verhelderende inzichten. Want een belangrijke eerste stap rond dit thema is dat er goed onderwijs ver wordt gegeven. Natuurlijk zijn er ook hier valkuilen die vermeden moeten worden: een ongezonde hang naar bijzondere openbaringen, het stellen van Gods stem horen boven Gods geschreven Woord lezen, het onzorgvuldig omgaan met de uitspraak ‘God heeft tegen mij gezegd…’ om maar iets te noemen. Om bij dat laatste meteen een mooi citaat door te geven (blz. 97):

Mensen die de realiteit kennen van de vertrouwelijke omgang met God zijn, in tegenstelling tot zij die wat meer opzienbare ervaringen hebben, vaak terughoudend om over de innerlijke stem te spreken. En dat is zoals het hoort te zijn. Gods communiceren met de mens is net zo min bedoeld om ermee te koop te lopen, als in z’n algemeenheid geldt voor intieme onderonsjes tussen twee mensen.

Gods stem verstaan is een werkelijkheid die er allereerst om vraagt dat we een hartelijk verlangen hebben om een leven van gehoorzaamheid te leiden (blz. 75 en 76):

De inleiding tot het Onze Vader geeft op een prachtige manier uitdrukking aan de bedoeling van al Gods activiteiten in ons: ‘Uw naam worde geheiligd, Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede.’ God horen, als een betrouwbare, dagelijkse realiteit voor verstandige mensen, is voor hen die zijn toegewijd aan de verheerlijking van God en aan e voortgang van zijn Koninkrijk. Het is voor de discipel van Jezus Christus die niets meer verlangt dan om op Hem te lijken.

Het zou heel goed kunnen dat we nooit op het punt zijn gekomen waar we oprecht zeggen: ‘Ik leef maar voor één ding, en voor één ding allen: o op Christus te lijken, zijn werk te doen, temidden van zijn volk te leven, en dat volk én Hemzelf te dienen in deze wereld. Het is mijn leven om anderen in de naam van God te zegenen.’ Als we nog niet zover gekomen zijn, zouden we in plaats van de gebruikelijke vraag te stellen ‘Hoe krijgen we het woord van God te horen?’, de vraag krijgen die eraan voorafgaat, namelijk: ‘Wat zouden we doen als we het woord van God hoorden?’

 

Spreekt God vandaag nog wel?

godsstemhorenIn een kerkelijke traditie waarin de Bijbel, het lezen ervan en het horen naar Gods Woord (in het bijzonder in preken) heel prominent aanwezig zijn in de geloofsbeleving, is het helemaal niet vanzelfsprekend dat er echt ruimte is voor ‘Gods stem verstaan’. Moeten we ons niet vasthouden aan de objectieve Schrift en ons ver houden van de subjectieve beleving van Gods ‘stem’?

In het boek van Dallas Willard dat ik aan het lezen ben, ‘God verstaan. Groeien in vertrouwelijke omgang met God’ is er veel oog voor deze nogal blokkerende gedachte. Twee citaten wijzen een duidelijke richting. Ze krijgen komende zondagmorgen een plek in de preek.

Het is waar dat het bestaan en de geschiedenis van de kerk en de aanwezigheid van het volledig geschreven Woord de omstandigheden verandert van en nieuwe dimensies geeft aan de wijze waarop God met mensen om gaat. Maar niets in de Schrift wijst erop dat de Bijbelse manieren waarop God met mensen communiceert achterhaald of afgedankt zijn door óf de aanwezigheid van de kerk óf de voltooiing van de Bijbelse canon. Dallas Willard, God verstaan, blz. 111.

Een Bijbelse christen is niet slechts iemand die zekere opvattingen over de Bijbel heeft. Hij is ook iemand die het soort leven leidt dat de Bijbel laat zien: een leven van persoonlijke, intelligente interactie met God. Als we met minder genoegen nemen maken we van het priesterschap der gelovigen een karikatuur. Dallas Willard, God verstaan, blz. 111-112.

God is een communicatieve God. Dat was hij in de eeuwen waarin de Bijbel ontstond. Zou hij dat nu dan niet meer zijn?

Discipelschap: Gods stem verstaan

GodverstaanOp de achtergrond van de Adventspreken over Gods stem verstaan laat ik me inspireren door het boek ‘God verstaan. Groeien in vertrouwelijke omgang met God’ van Dallas Willard. In het eerste hoofdstuk van dat boek laat hij zien dat er rond deze thematiek sprake is van een paradox die ons praktische geloofsleven erg in de weg kan staan. Die paradox ziet er als volgt uit.

Aan de ene kant staat de Bijbel vol voorbeelden van mensen die Gods stem hebben verstaan. Mensen zoals wij (Adam, Mozes, David, Zacharias, Maria, Paulus) hebben ervaren dat God heel duidelijk leiding gaf in hun leven doordat hij met hen communiceerde. En ook in de kerkgeschiedenis komen we talloze verhalen tegen van vrouwen en mannen die Gods stem hebben verstaan en er gehoor aan hebben gegeven.

Aan de andere kant ervaren heel veel christenen een diepgaande en vaak pijnlijke onzekerheid over het verstaan van Gods stem in deze tijd. Hoe functioneert dat en welke plaats neemt het in in de kerk en in het leven van de christen? Ook christenen die er vast van overtuigd zijn dat God zich tot hen persoonlijk heeft gericht, hebben er vaak geen idee van wat er precies is gebeurd en hoe ze daarmee moeten omgaan.

Als we willen groeien in discipelschap, is het van groot belang om dagelijks deze vragen te stellen: 1. Wat zegt God tegen mij? 2. Wat ga ik daarmee doen? Maar daar gaat dus wel een vraag aan vooraf: Hoe spreekt God vandaag tegen mij? Rond die vraag leeft dus ook veel onzekerheid. Dat heeft misschien ook wel hiermee te maken dat we geloven dat Gods laatste woorden al geklonken hebben, in de Bijbel namelijk. ‘God spreekt niet meer. Wij hebben de Bijbel!’

Uit die gedachte spreekt heel veel eerbied voor de Bijbel. En dat is mooi. Maar de uitspraak is ook gevaarlijk. Want voor we het weten hebben we God dan opgesloten in de Bijbel en zeggen wij: ‘God heeft vroeger wel gesproken, en dat vinden we terug in de Bijbel, maar God spreekt vandaag niet meer.’ Maar dat is niet wat we in de Bijbel leren, dat God vandaag niet meer spreekt. De Bijbel stelt ons een communicatieve God voor en geeft geen enkele aanleiding om te denken dat God vandaag niet meer communicatief zou zijn.

Wie dat denkt lijkt op iemand die tegen zijn geliefde zegt: ‘Ik heb een hele tijd geleden in een brief al tegen je gezegd dat ik van je houd. Dat hoef ik nu dus niet meer te zeggen.’ We snappen dat dat een heel vreemde gedachte is.

Uiteraard blijft de Bijbel een belangrijke rol spelen in Gods communicatie met ons. En het zou ook heel onverstandig zijn om als je Gods stem wilt verstaan niet ook (en zelfs allereerst) de Bijbel open te doen (Lectio Divina is daarvoor een prachtige manier). Maar we mogen ook leren om afgestemd te raken op Gods stem zoals die in ons eigen leven klinkt, bijvoorbeeld door omstandigheden in ons leven, door wat andere mensen tegen ons zeggen en door wat we aanvoelen als Gods zachte stille stem in ons binnenste.

Advent: Wat zegt God tegen mij? Wat ga ik daarmee doen?

DiscipelschapsbasisvragenKomende zondag begint de Adventstijd. In de Plantagekerk laten we de Tien Woorden in de diensten dan even los als het gaat om de preken (in de prekenserie ‘Ik tel tot tien: discipelschap voor beginners’ hebben we de eerste vier geboden nu gehad). We gaan ons concentreren op mensen rondom Jezus. Want daar gaat het in Advent om: dat Jezus mensenlevens binnenkomt en daar vernieuwing brengt.

De koppeling met de thematiek van discipelschap houden we vast door vier Adventszondagen lang twee belangrijke vragen te stellen. Ik heb die vragen opgepikt bij Mike Breen die er in zijn boek ‘Een cultuur van discipelschap’ veel waarde aan hecht. Terecht. Want het zijn twee basisvragen voor iedereen die wil leren leven als leerling van Jezus. Dit zijn de vragen:

  • Wat zegt God tegen mij?
  • Wat ga ik daarmee doen?

Ze klinken vrij eenvoudig, die twee vragen. Maar als je erbij stil staat en als je het in praktijk gaat brengen, blijken ze heel diep te gaan en ook grote vragen te stellen aan hoe we invulling geven aan ons dagelijks christen zijn. Want horen we de stem van God eigenlijk wel? Hebben we wel geleerd om in de grote en de kleine dingen van het leven op zoek te gaan naar het antwoord op de vraag wat God hierover zegt? Kúnnen we Gods stem wel horen? En hoe dan?

Wat zegt God tegen mij? Dat is een andere vraag dan: Wat zegt God? Het spreken van God wordt er persoonlijker van, toegespitst op mijn leven. En nog een stap verder: we blijven niet staan bij wat God zegt, maar gaan verder door ook heel expliciet te vragen wat we er dan mee gaan doen. Want het gevaar is altijd groot dat we Gods stem wel horen (bijvoorbeeld: ‘Wees vergevingsgezind’ of ‘Help de naaste die je nu op je weg vindt’) maar er geen gehoor aan geven. Want we hebben het te druk, vinden het te moeilijk, willen andere dingen doen.

Zo roepen deze twee eenvoudige basisvragen heel veel op in een mensenleven. Ze vormen werkelijk een belangrijk aanknopingspunt als je wilt groeien in het vertrouwen en volgen van Jezus in je dagelijkse leven (discipelschap).

Vier Adventszondagen lang staan deze twee vragen centraal, met als Bijbelgedeelte Lucas 1. We horen ze zoals ze tot klinken komen in het leven van Zacharias (Advent 1), Elisabet (Advent 2), Johannes (Advent 3) en Maria  (Advent 4). Zij zijn mensen rondom Jezus, mensen zoals jij en ik. In hun leven klinkt de stem van God op een heel concrete manier. Bijzonder ook. Uniek ook. Maar niet zo uniek dat deze levensverhalen ons niks te zeggen hebben.

Hoe spreekt God vandaag? Hoe kan ik in concrete situaties op het spoor komen van wat God zegt? En hoe kan ik geleid door de heilige Geest daadwerkelijk gehoorzaam zijn aan wat God zegt? Misschien is van de vier mensen die we in Lucas 1 ontmoeten rondom Jezus Maria wel degene die het meest tot de verbeelding spreekt als ze zegt: ‘Ik wil God dienen. Laat er met mij gebeuren wat u gezegd hebt’ (Lucas 1:38, BGT).

Lees ook:

Preek: Toen sprak God deze woorden…

tienPreek gehouden op zondag 7 september 2014 in de Plantagekerk Zwolle, over Exodus 20:1.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

We gaan de komende maanden luisteren naar de Tien Woorden van God, want anders heb je geen leven. Dat is eigenlijk wat de Woorden eigenlijk zeggen. We kunnen ze op onze vingers natellen, elke vinger één gebod. We proberen dat te doen in een leerproces van tien maanden.

Ik probeer her en der het getal ‘tien’ terug te laten komen. En we gaan geen prekenserie doen waarin alle tien geboden na elkaar aan de orde komen, maar het hele jaar door en met andere thema’s die ermee verwant zijn.

Want die Tien Woorden, iedereen kent ze wel, daar hoef je niet eens een gelovige, een christen voor te zijn. De Tien Woorden zijn de tien geboden die God gegeven heeft, die heel veel mensen kennen en toepassen in hun leven. Niet doodslaan, niet stelen, niet vloeken, …. Maar wat we vanmorgen willen doen, is even stilstaan bij het eerste zinnetje waarmee de Tien Woorden worden aangekondigd. We gaan als het ware even langzaam lezen.

Je zou kunnen zeggen dat het hele proces van 10 maanden een vorm is van ‘slow preaching’, langzaam preken, langzaam daar samen door heen gaan. In de hoop dat het dan meer landt in onze levens, dieper binnenkomt.

‘Slow reading’, dat doen we als we naar dat ene zinnetje luisteren: ‘Tóen sprak God deze Woorden’.
Als je met de bijbel bezig bent, met een korte tekst, dan kun je elk woord even een eigen accent geven. Dat doen we dan in deze preek ook.

*

‘Tóen sprak God deze Woorden’.

Want die Woorden zijn al ruim 3.000 jaren oud. ‘Tóen’ is zo’n drieduizend jaar geleden. En als ik eerlijk ben, dat schept dat bij mij ook afstand. Het is heel lang geleden dat God deze Woorden sprak.
De Woorden waren ook niet allereerst voor u en mij bestemd, ze waren voor het volk Israël dat op dát moment. Jaren lang waren ze slaven geweest en nu waren ze uit Egypte geleid. Uit de slavernij, de woestijn in en ze waren bij het Sinaïgebergte aangekomen en daar gebeurd van alles.

En ‘tóen sprak God deze Woorden’. Voor die mensen die net uit de slavernij bevrijd waren en die daar bij elkaar waren. En God zei: ‘Ik spreek, want ik wil me verbinden met jullie en jullie mogen verbonden zijn met mij en dat gaat op deze manier.’ ‘Tóen sprak God deze Woorden’. En als we op ons in laten werken wat we net hebben gelezen en we hebben het misschien een beetje meegemaakt, op de derde dag bij het aanbreken begon het te donderen en te bliksemen en er hing een dreigende wolk boven de berg. Het is nog al wat, wat daar gebeurd!

‘Tóen sprak God deze Woorden’. Dat roept ook een sfeer op, een sfeer van dreiging een sfeer van donkerheid, een sfeer van wolken, een sfeer van je moet op afstand blijven. Dat gebeurt trouwens wel vanaf het stukje dat we gelezen hebben vanaf vers 16, als je het ietsjes eerder gaat lezen, vanaf vers 4, daar zegt God: “Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij mij heb gebracht.”

Dat is mooi, op adelaarsvleugels heb ik jullie gedragen en ik heb jullie bij mij gebracht. Dus niet hier in deze woestijn, nee maar, ‘bij mij’. Als je mijn Woorden ter harte neemt, en je aan het verbond met mij houdt, zal je een kostbaar bezit voor mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken. God zegt: ik hou van jullie, jullie zijn mijn kostbaarste bezit!
Een koninkrijk van priesters zal je zijn, een heilig volk en dan staat er even verder op, ‘en het hele volk antwoordde uit een mond: ‘wij zullen alles doen wat de Heer heeft gezegd.’ Want als God spreekt, dan geeft Hij niet alleen informatie. Hij spreekt in de hoop dat de mensen die naar Hem luisteren, zeggen ‘we zullen alles doen wat de Heer heeft gezegd’.

Daar gaat het ons natuurlijk ook om als wij in een leerproces van tien maanden zitten, dan hoop ik ook dat dat gestempeld wordt doordat wij zeggen ‘Heer, wij zullen alles doen wat U hebt zegt.’ Want ik moet ook meteen aan Jezus denken. Wij zullen alles doen wat de Heer heeft gezegd, en dat zegt Jezus ook, ik geef jullie geboden en je bent onverstandig als je ze wel hoort, maar er niet naar handelt. En je bent verstandig als je er naar hoort en er ook naar handelt. ‘we zullen alles doen wat de Heer heeft gezegd’. Laat dat in je hart klinken, ‘we zullen alles doen wat de Heer heeft zegt’.

Dat is een mooi begin van hoofdstuk 19, maar dan gaat het bliksemen en het gaat donderen, het wordt donker en er zijn donkere wolken. “De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga naar beneden en waarschuw het volk dat ze niet te dichtbij komen in de hoop de HEER te zien, want dan zullen velen van hen het leven verliezen.” God zegt ‘blijf alsjeblieft op afstand’! Dat komt helemaal nadat die Tien Woorden geklonken hebben, dan staat daar dat het volk zegt ‘maar laat God niet met ons spreken, want dan sterven we’. Daar staat: “Ze zeiden tegen Mozes: ‘Spreekt u met ons, wij zullen naar u luisteren. Maar laat God niet met ons spreken, want dan sterven we.” Daar zit ook angst: ‘laat God niet met ons spreken’ en nogmaals als ik eerlijk ben, dan ben ik helemaal niet zo blij met Exodus 19 en 20 juist omdat het zoveel afstand schept.

En daarom vind ik het ook zo mooi, want dat moeten we ook een jaar lang oefenen. Maar we moeten niet naar die Tien Woorden van God luisteren, zonder dat Jezus daarbij is. We moeten niet blijven op die berg Sinaï waar het donker is en waar het dondert. We moeten naar die andere berg gaan. Want hier zijn we op de Sinaïberg, de Mozes-berg zou je kunnen zeggen. Maar we worden door het verhaal van de bijbel meegenomen en dan komen we uit in het Mattheus evangelie, dan komen we op een andere berg uit en daar is Jezus. De Jezus-berg.

Daar is de sfeer heel anders. Je kunt je niet voorstellen dat de mensen daar zeggen: ‘maar laat God niet met ons spreken want dan sterven wij’. God spreekt daar juist wel, Jezus spreekt daar en Hij kijkt naar al die mensen die voor Hem zitten en Zijn Hart is met hen bewogen en Hij kijkt hen vriendelijk aan en Hij begint te spreken. Gelukkig ben je als je helemaal van de Heer afhankelijk wilt zijn, dan zal je het koninkrijk binnengaan.

Wij moeten de Tien Woorden van God niet willen horen zonder Christus. Nog iets anders geformuleerd, ik geloof dat de Tien Woorden een tweede leven krijgen in Christus. Maar ik kan me ook voorstellen dat je hier zit en dat je zegt: ‘het gaat over de tien geboden de Tien Woorden, over de wet. Staat er niet ergens in het NT ‘we leven onder de genade en niet onder de wet’? Zegt het Nieuwe Testament niet de wet heeft afgedaan? Weg met de wet!

Dat is iets waar we zeker in de loop van het jaar nog op terug zullen komen en ik probeer het nu te formuleren met de Woorden, dat de Tien Woorden een tweede leven krijgen, dus dat is wel echt anders dan hier op de berg, geen gedonder en geen gebliksem, geen afstand. Nee die Tien Woorden komen binnen door de Heilige Geest en Jezus vervult die Woorden en Hij wil ze door ons heen ook vervullen. Ze krijgen een tweede leven in Christus.

‘Tóen sprak God deze Woorden.’ En ik zeg erbij, gelukkig was het tóen zo, maar nu klinken ze anders.
Moet je die prachtige berg bij Galilea eens voorstellen. Misschien ben je er wel eens geweest? Een prachtige omgeving, mooie natuur, de vogels fluiten. En Jezus spreekt: Gelukkig ben je als je helemaal van mij afhankelijk wilt zijn, dan zal je het koninkrijk beërven. En denk niet dat ik gekomen ben om de wet af te schaffen. Nee, ik ben gekomen om de wet te vervullen, luister maar.
Dat is de sfeer waarin wij nu mogen luisteren naar Gods tien Woorden. ‘Tóen sprak God deze Woorden’.

*

‘Toen spràk God deze Woorden.’ Jullie hebben me nu al een aantal keer nadrukkelijk horen zeggen ‘de Tien Woorden’, want dat is namelijk de officiële naam van wat dan vaak de tien geboden noemen. En misschien denk je wel, het zijn wel de 10 gebóden … het moet wel even duidelijk zijn: ‘De 10 gebóden!’ Nee, het zijn de 10 Wóórden. God sprák deze Woorden. Die Woorden komen niet in steen gebeiteld naar ons toe, die Tien Woorden komen al sprekend naar ons toe. God spreekt, God opent zijn hart, God vertelt wat er in Hem is en Hij laat wat horen.

Ik weet heel goed hoor dat de 10 Woorden ook in steen gebeiteld staan, maar dat is niet het belangrijkste. Het belangrijkste wordt hier gezegd: ‘toen spràk God deze Woorden’. Want spreken en schrijven dat is een groot verschil. Als God spreekt, dan gebeurt er iets bijzonders. Er is een verhaal van een Joodse rabbi die wilde proberen om te gaan lezen in de bijbel. Maar hij kwam nooit verder dan Genesis 1 vers 2: ‘God sprak.’ En elke keer als dat gebeurde, schoot deze Joodse Rabbi vol, omdat hij het zo geweldig mooi vindt dat God spreekt.

Wij geloven niet in een schrijvende God. Jezus heeft een keer geschreven, maar niemand weet wat er stond. Wij geloven niet in een schrijvende God, maar wij geloven in een sprekende God. ‘Toen sprák God deze Woorden’. En daar zit de scheppingskracht van God in. In Genesis 1, toen sprak God ‘er moet licht komen’ en er was licht! Zo sprak God ook ‘ik ben jullie God, ik heb jullie bevrijd uit het land Egypte, geen andere goden….’ Er gebeurt dan iets dat scheppende kracht heeft, er gebeurt iets creatiefs, God zegt daar in de woestijn, in het Sinaïgebergte, daar waar alles doods en dor is, ik schep LEVEN! Ik schep hier de kaders voor een leven zoals ik dat bedoeld heb, een nieuw leven.

We moeten ook niet vast zitten aan regels op papier en gebeitelde woorden in steen. Wij leren om te luisteren naar een sprekende God. Een God die je aankijkt en een God die vanuit zijn hart tegen jou zegt: ‘Ik ben de Heer: geen andere goden, geen beelden, gebruik mijn naam zorgvuldig, …’.

God sprak en als Gods spreekt, dan ontstaat er zoiets als een dialoog. Wij lezen niet de wet, de wet staat niet op stenen plakkaten in de kerk, nee de wet klinkt. ‘Toen sprák God deze Woorden’. Sommigen zeggen ook wel, die Tien Woorden zijn geen tien gebóden. Als u dat trouwens even na wilt kijken, of het waar is wat ik zeg, of de officiële naam ‘Tien Woorden’ en niet ‘tien geboden’, dat staat in Exodus 34:28, Deuteronomium 4:13 en Deuteronomium 10:4 in de vertaling van 1951. De nieuwe vertaling heeft er helaas ‘geboden’ neer gezet, maar er staat echt ‘Woorden’: Tien Woorden.

Er zijn ook mensen die zeggen ‘het zijn niet primair tien geboden, maar het zijn belóften’. En dat is een mooie gedachte, het zijn tien beloften van God! Er komt een dag dat je helemaal geen andere God wilt eren. Er komt een dag dat je helemaal geen beelden van mij wilt maken, er komt een dag dat je werkelijk helemaal geen enkele behoefte meer hebt om mijn naam te misbruiken, er komt een dag dat …

Tien Woorden, tien beloften, zo gaat jou leven er uit zien. En wij geloven dat het leven er zo uit gaat zien dankzij Jezus Christus. En als het gaat over een sprekende God, dan moeten we ook naar het NT en dan klinkt daar ook in 2 Korinthiërs 4:6 deze woorden: “De God die heeft gezegd: ‘Uit de duisternis zal licht schijnen,’ heeft in ons hart het licht doen schijnen om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus.” De God die heeft gezegd uit de duisternis zal licht schijnen – dat zijn die Tien Woorden, God sprak deze Woorden! – ‘Uit de duisternis zal licht schijnen,’ heeft in ons hart het licht doen schijnen om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus. Dus als wij de sprekende God willen horen, moet wij kijken in de ogen van Jezus. Om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus. Dat is zo belangrijk bij die Woorden, dan komt er ook een gezicht, iemand die spreekt, die naar je kijkt, en iemand die tegen jou zegt: ‘Ik wijs jou de weg.’

*

‘Toen sprak Gód deze Woorden’.

Waarom is het zo belangrijk om ons te realiseren dat Gód spreekt? Omdat ons leven, onze wereld vol van mensenwoorden is, vol van onze ideeën en gedachten. Er komt van alles op ons af met mensenwoorden. En dan kom je in de kerk en dan horen we: ‘toen sprak Gód deze Woorden’.

Elke keer als wij luisteren naar God, moeten wij beseffen: God spreekt, wij mogen de stem van God verstaan. En God is zoveel liefdevoller en genadiger en zoveel wijzer dan wij. Als wij een jaar lang luisteren naar de Tien Woorden en alles wat daar omheen hoort, proberen wij ook te luisteren naar God. En dat is belangrijk om dat tegen elkaar in de kerk te zeggen, juist omdat er zoveel mensenwoorden klinken in onze levens. Juist omdat we zoveel met onze eigen gedachten, onze eigen ideeën en onze eigen Woorden bezig zijn, kom je in de kerk, om opnieuw op Gód gericht te raken!

‘Toen sprak Gód deze Woorden’.

*

‘Toen sprak God déze Woorden’.

We zijn ze gaan noemen de tien geboden. Ze heten dus eigenlijk de Tien Woorden. Maar het zijn er hoe dan tien. Tien Woorden, tien zinnen van God. Waarom tien? Is dat niet een beetje veel? Is tien niet een beetje veel?

Dat is maar hoe je het bekijkt. Wie zich maar een beetje verdiept heeft in de Joodse traditie, die weet dat de Joden niet alleen die tien geboden hebben maar ook 613 geboden en verboden: 613 geboden en verboden. Dat is veel, vind ik. Je kunt ze opzoeken op internet, even Googelen op ‘613 geboden’, dan kom je ze tegen 613 onder elkaar.

Dus we moeten niet klagen met elkaar als we hier met Tien Woorden bezig zijn. We worden niet een veld ingetrokken van heel verschillende geboden en regels en allemaal details daarin, en nog een afspraak en nog een afspraak en daar moet je je allemaal aan houden. Dat is er niet aan de hand. Daar deed Jezus ook niet aan mee. En daar moeten we met elkaar ook goed op letten, ook in de kerk!

Dan zeggen we wel zondags dat er Tien Woorden zijn, maar ik heb ook wel eens het gevoel dat er heel veel meer geboden en afspraken en manieren van doen zijn, het moet wel allemaal zo gaan. We moeten ook maar niet te snel zeggen: ‘belachelijk zeg, zóveel, 613 geboden!’ Misschien leven wij als kerk met wat we vinden met elkaar en hoe het moet, inmiddels ook al met (meer dan) 613 geboden en verboden. En daar word je niet gelukkig van.

Tien geboden. 613 geboden en verbonden. Maar dan komt Jezus op het toneel en dan komt er een Schriftgeleerde naar Hem toe en hij zegt: ‘Heer Jezus, ik heb een vraag: welk gebod is het belangrijkst?’ En dan vraagt hij niet naar die tien geboden, maar hij vraagt naar de 613 geboden.
‘Heer Jezus u kent ze allemaal wel, want u bent aardig thuis in de wet. Die 613 geboden, Heer Jezus welke is het belangrijkste?’ Dat was toen een discussie waar de Schriftgeleerden toen mee bezig waren. Daar besteden ze tijd aan. Welke van de 613 is het belangrijkst? Daar kun je eindeloos over door discussiëren en ze trekken Jezus als het ware in die discussie. ‘Zeg Jezus, doe mee met onze discussie.’ ‘Nee’, zegt Jezus, ik doe niet mee in jullie discussie, ik ga jullie een antwoord geven. Geen 613 geboden. En ook geen tien geboden zegt Jezus.

‘Ik zeg, heb de Heer je God lief met heel je hart en heel je ziel en al je krachten, dat is het eerste gebod en het tweede, dat is daaraan gelijk, heb je naaste lief als je zelf.’ Ik wil heel graag een jaar lang met u tot tien tellen, maar daaronder moeten we ook leren om tot twee te tellen. Heel eenvoudig, heb God lief en je naaste als je zelf. Zo tot de kern brengt Jezus het. Hou maar op met tot 613 tellen. Hou maar op met tot tien tellen. Ga maar tot twee tellen: heb de Heer je God lief en je naaste als jezelf!

‘Toen sprak God déze Woorden’.

*

We gaan daar mee aan de slag. Ik wil u vragen om wel te bedenken dat zo’n enkele preek op zondag morgen geen zoden aan de dijk zet als je wilt veranderen, als je gehoorzamer wilt worden, als je meer een discipel van Jezus Christus wilt worden, als je graag wilt dat er iets veranderd in je leven. Dan zet één preek op zondagmorgen geen zoden aan de dijk. Dat wil ik graag even in alle eerlijkheid zeggen.

Dan snij ik ook in mijn eigen vlees, want ik heb toch altijd de indruk dat preken toch wel heel belangrijk zijn. Maar dat blijkt niet zo te zijn. Ze zijn wel belangrijk, maar je verandert er niet van. Je kunt er natuurlijk naar luisteren, er een mooie gedacht aan opdoen, een keer aangesproken worden, maar ik wil u uitnodigen om gedurende die tien maanden die Tien Woorden ook werkelijk binnen te laten komen. Door ze ook dagelijks op je af te laten komen.

En dan ook graag in samenhang met de Bergrede (Mattheus 5), niet alleen die Tien Woorden. Want die Tien Woorden krijgen in Christus een tweede leven, via de woorden in de Bergrede. Door er dag in dag uit, mee bezig te zijn. Dat is heel bijbels om dat te zeggen. Met Psalm 1: ‘dag en nacht’. Dus ook morgen en overmorgen, dan kan de preek van de volgende keer ook weer beter landen. Want dan is er weer een soort voedingsbodem gelegd.

Als je helemaal op het nulpunt hier komt en er komt iets bij, dan wordt het niet zo veel, als je zelf in een leerproces gaat om die Tien Woorden binnen te laten komen in je leven, dan zal je er ook meer aan hebben wat er hier op zondag gezegd wordt. Dus dat is de uitnodiging die er ligt, laat die Tien Woorden binnen komen en verbind ze voortdurend met Christus en met de Woorden die Hij spreekt in de Bergrede.

En ook, en dat is het laatste wat ik er over wil zeggen, laat er vanaf dag één een besef zijn dat wij de geboden niet kunnen houden, door ze te proberen te houden. Wij kunnen de geboden niet houden door ze proberen te houden, wij kunnen niet gehoorzamer worden door beter ons best te doen. De vraag die centraal staat is: “Hoe word ik iemand voor wie gehoorzaamheid vanzelfsprekend is?”

“Hoe word ik iemand voor wie gehoorzaamheid aan de Tien Woorden van God vanzelfsprekend is?”
Hoe word ik iemand in wie Christus woont? Hoe word ik iemand door wie de HG heen werkt?
Hoe word ik iemand die, als hij zijn hart open zou doen, daar die Tien Woorden en al die andere Woorden van Jezus terugvind?” Omdat ze in je hart geschreven staan.
Hoe word ik, door de Geest, iemand die van harte achter Jezus aangaat, die van harte de Tien Woorden gehoorzaamt?

Laten we dat meenemen en daar samen voor bidden…

God, dank u wel dat u spreekt. Heer we verwonderen ons over het geschenk, de bijbel. Geef dat we toch steeds weer ontdekken dat die Woorden tot klinken moeten komen. En dat niet lezen zozeer belangrijk is, maar luisteren. Heer geef dat de Woorden die U sprak tot uw volk, daar bij de Sinaïberg dat die Woorden ook in onze levens klinken. Dank u wel dat ze in de aanwezigheid van Jezus mogen klinken en geef ons een intens verlangen, door de HG de weg van die Woorden te gaan, want wij geloven dat U ons daarin de goede weg wijst. Maak van ons mensen, die hun identiteit zoeken in U en die geloven dat we in Christus een nieuwe schepping mogen zijn. En die zo als van zelfsprekend de weg van Uw Woorden gaan. Heer, we worstelen daar ook nog heel vaak mee en u kent ons daar wel in. Wilt U daar bij zijn en ons oprichten en dat verlangen geven om achter Jezus aan te gaan. Heer geef dat we daar als gemeente daarin mogen groeien in de tien maanden die voor ons liggen. Dat vragen we uit genade. Amen.


Handreiking voor de liturgie

Welkom en mededelingen
Gezongen votum, zegengroet en gezongen amen
Zingen: ‘U roept ons samen’ (Sela)
Zingen: Opwekking 687 ‘Heer wijs mij uw weg’
Gebed
Lezen: Exodus 19:16-20:21
Zingen: Psalm 1:1,2
Kindermoment
Zingen: ‘Een lamp voor je voeten’ (tekst hieronder)
Preek over Exodus 20:1 ‘Toen sprak God deze woorden…’
Gebed
Zingen: Liedboek Gezang 1:1,2,3,4
Zingen: Opwekking 691 ‘Heb de Heer, je God, lief’
Voorbeden
Collecte
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gezang 119:1,2
Zegen en gesproken amen
Zingen: Opwekking 575 ‘Jezus alleen’

Refrein
Tien woorden tien woorden die kun je zo weten
Tel maar op je vingers na je zal ze niet vergeten.
Tien woorden tien woorden ze zijn je gegeven
Om vrij te zijn, om blij te zijn, want anders heb je geen leven.

1. De woorden zeggen niet: dit zul je en dat moet
De woorden zeggen niet: da’s fout en dat is goed
Ze wijzen jou de weg ze geven richting aan
Een lampje voor je voeten voor de weg die je kunt gaan.

Refrein

(Met dank aan Hilmar Douma uit Pijnacker Nootdorp voor het uitschrijven van de preek.)

Preek: Ik voel me (niet) geroepen!

mozesPreek over Exodus 3:7-4:17. Gehouden in de Plantagekerk Zwolle op 25 augustus 2013.

We gaan samen luisteren naar het verhaal van de roeping van Mozes. Ik heb als titel boven de preek gezet: ik voel me niet geroepen. En dan het woordje ‘niet’ tussen haakjes.

‘Ik voel me niet geroepen’ is misschien een herkenbare uitspraak. Er kwam iemand naar je toe en die vroeg wat aan je. Of je was in z’n algemeenheid in gesprek. Er moet iets gebeuren in de kerk of op school of waar dan ook maar. En dan overweeg je dat even en dan zeg je: ‘ik voel me niet geroepen. Dat moet een ander maar doen.’

En dat is eigenlijk in een notedop de thematiek waar het in deze preek over gaat. Als we er bij stil staan dat Mozes geroepen wordt door God. Hij hoort de stem van God en we ontmoeten een Mozes die het erg moeilijk vindt om die stem tot zich door te laten dringen en er op in te gaan. En toen ik daar deze week mee bezig was toen viel het mij zo op dat er ook verhalen in de bijbel zijn waarin het heel anders gaat. Ik moest denken aan de roeping van de leerlingen van Jezus en dan zijn we in het Nieuwe Testament.

Marcus 1: 16-17: Toen Jezus langs het Meer van Galilea liep, zag hij Simon en Andreas, de broer van Simon, die hun netten uitwierpen in het meer; het waren vissers. Jezus zei tegen hen: ‘Kom, volg mij! Ik zal van jullie vissers van mensen maken.’

Dat zijn twee botsende verhalen. Mozes die geroepen wordt. Mozes die het volk Israel uit Egypte mag leiden. Met een eindeloze dialoog waarin Mozes het ene bezwaar na het andere bezwaar uit. En deze twee leerlingen horen Jezus zeggen: volg mij! En ze gaan. En later volgen meer leerlingen Jezus.

Als wij nu naar het verhaal van Mozes luisteren leren we ook iets over discipelschap. Dat is een thema dat mij momenteel erg bezighoudt. Hoe kun je een discipel van Jezus zijn, een leerling van Jezus zijn? Ik geloof dat er twee belangrijke vragen zijn die je dag in dag uit zou moeten stellen om te groeien in leerling van Jezus zijn. Om te groeien in het volgen van Jezus, achter hem aan gaan. Mozes wordt geroepen door God. God zegt tegen hem: ga achter mij aan. En Jezus zegt tegen zijn leerlingen: ga achter mij aan.

En die twee vragen zien we glashelder terug in het verhaal van de roeping van Mozes. Dit zijn de twee vragen die we dan elke dag zouden kunnen stellen:
Wat zegt God tegen mij?
En wat ga ik daarmee doen?

Het zijn vrij basale eenvoudige vragen. Wat zegt God tegen mij? Wat ga ik daarmee doen? Dat is eigenlijk de kern van het discipel van Jezus zijn dat je die twee vragen eigenlijk steeds weer stelt. Wat zegt God tegen mij?

Hij zegt bijvoorbeeld tegen mij: ‘help die persoon die op je weg komt.’ En dat zegt hij waarschijnlijk niet letterlijk. Je hoort niet een stem uit de hemel maar er komt iemand op je pad of iemand anders vraagt jou om hulp te geven. En zo komt Gods stem jouw leven binnen. Wat zegt God tegen mij? Help die ander en dan volgt er wat. Ga ik dat doen of ga ik dat niet doen. Of je hoort Gods stem: vergeef die ander. En we vinden het in de kerk altijd prima dat er gezegd wordt dat we elkaar moeten vergeven. Maar als weer buiten staan na de kerkdienst dan zeggen we: in mijn situatie is dat wel te moeilijk. Dus je hoort Gods stem in de kerkdienst: vergeef. En dan vraag je jezelf in de dagelijkse praktijk af: Wat ga ik er mee doen? Hopelijk veel. Maar het kan ook niets zijn.

*

Mozes staat daar. Wat zegt God tegen hem. Dat is vrij duidelijk. Ga mijn volk leiden uit Egypte. En Mozes vraagt zich af: wat ga ik er mee doen. En vooralsnog zegt hij tot vijf keer toe: daar ga ik helemaal niets mee doen. Vijf keer, zegt Mozes dat.

Dat doet mij denken aan de vijf dierbare nieten van Willem Schortinghuis uit de 18e eeuw. Willem Schortinghuis is één van de leiders geweest van de beweging die wel de Nadere Reformatie wordt genoemd. En dat is een reformatie die zegt: prachtig die reformatie uit de 16e eeuw, maar dat ging alleen maar over het hoofd. Er moet nu nog een reformatie op het niveau van het hart komen. Een Nádere Reformatie. En die Willem Schortinghuis schreef een boek ‘Het innige christendom’. Dit boek gaat dus over iemand die heel erg naar binnen gekeerd is en op een hele krachtige manier.

Deze Willem Schortinghuis bedacht de vijf dierbare nieten. Deze nieten:
ik wil niet,
ik kan niet,
ik weet niet,
ik heb niet en
ik deug niet.

Dat was een beetje de typering van zijn geloofsleven. Ik wil niet, ik kan niet, ik weet niet, ik heb niet en ik deug niet. Dat is een vrij sombere geloofsbeleving. Misschien mag ik dat wel eerlijk zeggen dat ik dat vind. En ik hoop ook dat dit niet de sfeer is die we in de kerk hebben. Ik wil niet, ik kan niet, ik weet niet, ik heb niet en ik deug niet. Want we mogen geloven dat we in Christus wél willen en kunnen en weten en hebben en deugen, dankzij Christus.

Maar zoals gezegd, het was voor mij een associatie en het helpt mij om het verhaal van Mozes te vertellen aan de hand van de vijf dierbare nieten. Ze zijn ook niet zo dierbaar, je zou zeggen: het zijn vijf onverteerbare nieten.

*

Het verhaal van Mozes roept twee reacties op bij mijzelf. Het eerste is dat ik het wel snap. Je zult maar geroepen worden om een compleet volk Israel uit Egypte te leiden. En Mozes heeft nog nauwelijks ervaring. Dat komt straks allemaal nog. Het is ook een vrij groot drama geworden, 40 jaar lang. Dat wist Mozes niet van te voren. Het is ook heel wat om geroepen te worden om een compleet volk uit een land te leiden. Dus ik kan me zo voorstellen dat Mozes daar zo zijn moeite mee heeft. Het is heel menselijk en herkenbaar. Mozes kan dus wel op onze sympathie rekenen. Dat is de ene kant.

De andere kant is dat Mozes de stem van God heel helder hoort. God heeft zich net aan Mozes heeft voorgesteld. Bovendien staat die doornstruik staat daar nog steeds te branden. Die God die zich net heeft voorgesteld spreekt zeer helder en zegt tegen Mozes: ga en leid mijn volk uit Egypte. God tegen Mozes: ga. En wat zegt Mozes? Hij zegt vijf keer nee. En laten we zeggen de sympathie overheerst wel bij mij want ik herken dat.

Als we het verhaal volgen dan zien we aan het eind dat God kwaad wordt. Toen had Hij het even helemaal gehad met Mozes. En dat is niet zo plezierig om te horen. Dat moet in deze preek ook wel klinken. God wil graag spreken in ons leven. Hij wil graag dat wij voortdurend die vraag stellen: Heer wat zegt u tegen mij? En dat we steeds de vraag stellen: wat ga ik daarmee doen? Laten we zo het verhaal langs gaan.

*

De eerste keer dat Mozes nee zegt, zegt hij eigenlijk: ik deug niet. Dat is in hoofdstuk 3:11. De eerste nee. Wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan? Ik deug niet.

Even voor de helderheid. Er is hier nu in de kerk niemand die geroepen wordt het volk Israel uit Egypte uit te leiden. Dat was de roeping van Mozes. Mozes werd daartoe geroepen. Wij niet.
Dit betekent niet dat zo’n verhaal geen betekenis heeft. Want als we iets meer doorvertalen dan zien we dat Mozes wordt geroepen om het volk Israel uit Egypte te leiden. Hij wordt geroepen om een bevrijder te zijn. Als we dat doortrekken naar onszelf dan worden we misschien toch geroepen.

We worden geroepen om bevrijdend aanwezig te zijn in het leven van andere mensen. Ben jij iemand die bevrijding brengt. En voel je je geroepen om andere mensen die vrijheid te leren kennen? Dat is het diepere niveau. Komt de vraag die God aan Mozes stelt bij ons binnen?
En op dit moment zegt hij tegen Mozes: jij moet mijn volk uit Egypte leiden. Het is prachtig dat Mozes dan zegt: wie ben ik? Want bescheidenheid siert de mens. Dat kan ook weer op onze instemming rekenen.
Het is een hele andere Mozes dan de Mozes van veertig jaar geleden. Toen dacht hij, laat ik nou eens even een daad van bevrijding stellen: ik sla een Egyptenaar dood. Hij begon op eigen initiatief. God had hem niet geroepen. God had niet gezegd: sla die Egpyptenaar dood. Dat deed Mozes zelf. Hij hoorde naar zijn eigen stem. Zijn eigen hart. Dat is wel heel anders dan nu. Want hij zegt niet: Heer, ik ben nu 40 jaar ouder en wijzer: laat mij dat klusje maar opknappen. Ik wil het volk Israel wel uit Egypte leiden. Dat doet Mozes niet. Hij is bescheiden. Hij zegt: daar deug ik helemaal niet voor.

En dat gevoel hebben we soms ook. Dat we iets op ons af zien komen en dat we het gevoel hebben: dat zit helemaal niet in me. En dat kunnen ook echt dingen zijn die niet in je zitten en daarom moet je jezelf de vraag stellen: wat zegt God tegen mij? Soms zegt iemand tegen jou: jij mag dat gaan doen. Je mag voor jezelf in alle vrijheid de vraag stellen: is het nou God die tot mij spreekt? Wat zegt God tegen mij? En het kan zijn dat God door zo iemand heen jou aanspreekt maar het kan ook zo zijn dat het niet zo is. Daar mag je zelf op een geestelijke manier mee bezig zijn en misschien andere mensen vragen, luisteren naar wat je eigen hart daarin zegt. Maar Mozes krijgt nu hier te horen. Jij mag een bevrijder worden. Jij mag nu je naam waar gaan maken.
De naam bevrijder had Mozes gekregen van die Egyptische prinses. Mozes, dat betekent: uit het water getrokken. Dus Mozes is uit de ellende getrokken en hij mag nu het volk Israel uit de ellende trekken. Hij mag zijn naam waar gaan maken. Het past bij zijn naam om een redder te zijn, iemand die mensen uit de rommel trekt.

Maar dan zegt Mozes: wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israelieten uit Egypte zou leiden? Mozes is bescheiden. En dat is mooi. God gaat daar geduldig mee om. Hij zegt in alle vriendelijkheid: ik zal bij je zijn. Kijk maar niet naar jezelf. Het is prima om niet naar jezelf te kijken. Ik zal bij je zijn.

*

Maar Mozes vertrouwt God niet. Hij heeft het antwoord van God even op zich in laten werken en dan volgt de tweede niet. Mozes zegt: ik weet het niet. Stel dat ik naar de Israelieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft en ze vragen wat is de naam van die God, wat moet ik dan zeggen. Ik weet het niet.

Kunnen we dit begrijpen? Ik vind het een beetje moeilijk om dit te begrijpen. Want God heeft zich namelijk net voorgesteld daar bij die brandende doornstruik. Hij zegt: ik ben de God van jouw vader. Ik ben de God van Abraham, de God van Izaak en de God van Jacob. Met die God heb je te maken. Jij heet Mozes en ik heet de God van Abraham, Izaak en Jacob.

Het is een beetje een onheuse vraag van Mozes. Maar God is geduldig. God is echt ongelooflijk geduldig. En Hij gebruikt deze wat onheuse vraag van Mozes zelfs om iets heel belangrijks over zichzelf te zeggen. Iets dat Hij nog nooit gezegd heeft.

Dus de op zich verkeerde vraag die Mozes stelt – want hij kon best weten wie God was – die vraag gebruikt God toch om iets nieuws te zeggen, iets heel belangrijks. Dat vinden we in vers 14: toen antwoordde God hem: Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israelieten: ‘ik zal er zijn heeft mij naar u toegestuurd’.

Dit is één van de belangrijkste openbaringen van God in woorden dat Hij zegt: Ik ben die ik ben. Ik zal zijn die er zijn zal. Ik ben zoals niemand anders is. En God zegt ook iets heel nieuws over zichzelf: ‘Ik ben die ik ben’. Het is een mysterievolle naam. Het is niet een eenvoudige naam. Het is een naam waar we met elkaar al eeuwen over lopen te dubben: wat betekent dat nou precies. Ik ben die ik ben, ik zal zijn die er zijn zal.

Ga maar op weg. Ik ga met je mee. Ik ben er altijd bij. Die God. Zo zal ik heten. Zo wil ik worden genoemd. De God van Abraham, en de God van Isaac en de God van Jacob is de God die zegt: “Ik ben er altijd voor jullie”. Dat zegt God. En je zou hopen dat Mozes vertrouwen had. Maar Mozes had er geen vertrouwen in.

*

We komen tot de derde niet. Mozes zegt: ik geloof niet. Weer maakte Mozes bezwaar. Ze zullen me vast niet geloven en niet naar me luisteren. Ze zullen wel zeggen: de Heer is helemaal niet aan jou verschenen.

Dus Mozes legt de schuld bij de ander. Zíj zullen me niet geloven. Maar ten diepste belijdt Mozes zijn eigen ongeloof. Hij gelooft het gewoon niet. Ik geloof niet! Ik geloof niet in de Heer die mij roept. Ik geloof niet in de kracht die in zwakheid wordt volbracht. Ik geloof niet in Gods trouw aan Zijn verbond. Ik geloof niet!

God zegt tegen Mozes: Leidt mijn volk uit het land Egypte. En wat gaat Mozes daarmee doen? Helemaal niks. En God is weer geduldig. God is zo ongelofelijk geduldig. Hij geeft een paar wondertekenen. Hij zegt tegen Mozes: doe die wondertekenen en dan komt het allemaal goed.

*

We komen bij de vierde niet. Ik kan niet. Hoofdstuk 4:10. Mozes antwoordde: neemt u me niet kwalijk Heer. Ik ben geen goed spreker, en dat is altijd zo geweest. En daar is geen verandering in gekomen nu u tegen mij, uw dienaar gesproken hebt.

Dus Mozes zegt zoveel als: de afgelopen 5 minuten ben ik door U (God) nog niet veranderd. Dat spreken van mij is drie keer niks. Dus laat u mij dat alstublieft niet doen. U hebt de verkeerde man voor u. U bent aan het verkeerde adres. Ik kan niet spreken.

Dat doet mij denken aan een ander verhaal. Van de roeping van Jeremia. Hij is een jonge profeet. Die wordt op een gegeven moment ook door God geroepen. De Here richtte zich tot mij: Voor dat ik je vormde in de moederschoot had ik je al uitgekozen, voor dat je de moederschoot verliet had ik je al aan mij gewijd, je bent een profeet voor alle volken. Toen riep Jeremia: nee Heer mijn God, ik kan het woord niet voeren. Ik ben te jong. Maar de Heer antwoordde: Zeg niet: ik ben te jong. Richt je tot iedereen naar wie ik je zend en zeg alles wat ik je opdraag. Wees voor niemand bang, want ik zal je terzijde staan en je redden, spreekt de Heer.

Dus voor God is het geen sta in de weg dat Mozes niet zo goed uit zijn woorden kan komen. Ik kan het niet zegt Mozes. Ík kan het wel, zegt God. Ik kan het door jou heen. Je moet je gewoon aan God toevertrouwen. Laat je maar vallen in Zijn armen en Hij zal zorgen dat je kan spreken.

Opnieuw richt God alle aandacht op Zichzelf en niet op Mozes. Mozes, kijk nou niet teveel naar jezelf, maar kijk naar Mij! Wie heeft de mens een mond gegeven? Wie maakt iemand stom of doof, ziende of blind”? Wie anders dan ik de Heer? Ga nu! Toe nou ga nou. Ik zal bij je zijn als je moet spreken. En je de woorden in de mond leggen.

Een geweldige mooie belofte van God. Vertrouw maar op mij. Ik zal je de juiste woorden wel geven, zegt Jezus later ook een keer tegen zijn discipelen. Wanneer ze je uitleveren vraag dan niet bezorgd wat je moet spreken, of wat je moet zeggen. Want wat je moet zeggen zal je op dat moment worden ingegeven. Jullie zijn het niet zélf die spreken, Het is de Geest van jullie Vader die in jullie spreekt. Een prachtige belofte!

Als wij denken dat we niet kunnen spreken, dat we de juiste woorden niet kunnen vinden. Dan zijn we veel teveel met onszelf bezig. En dan zegt God: kijk niet naar jezelf. Kijk naar mij. Ik heb je mond gemaakt, ik geef jezelf de woorden in de mond, ik zal je helpen om te spreken. De Geest is in jou en Hij zal zorgen dat jij de juiste woorden spreekt.

En je zou hopen dat Mozes zich nu gewonnen geeft. Dat hij staande op die stoel zegt hij:oké, nu laat ik mij vallen. En hij zou gemerkt hebben dat God hem had opgevangen.

*

Maar dan komt de vijfde niet: Mozes hield vol. Neemt u mij niet kwalijk Heer. Stuur toch iemand anders. Wie u maar wilt. En dan komt het hoge woord eruit. Heer, ik voel me niet geroepen. Er zijn nog zoveel anderen die dat zouden kunnen doen. En nu kiest u uitgerekend degene uit, die dat niet kan, die dat niet wil, die daarvoor niet deugt en die geen geloof heeft.

Dus het hoge woord komt er nu uit bij Mozes in lange dialoog. Ik wil gewoon niet. Mozes wil met rust gelaten worden. Hij wil schapen weiden. En hij wil geen volk leiden. Lekker rustig op de Drentse hei met schaapjes. Dat is wat Mozes wil. Laat mij maar met rust. Er zijn genoeg anderen.
Natuurlijk het werk moet gebeuren, dat horen we onszelf ook wel eens zeggen. Het werk moet wel gebeuren, maar niet door mij.

En Gods geduld is nu op. Hij wordt kwaad. En herinner je het vuur wat in de doornstruik brandt? Daar zou zo een mooie flinke vuurtong van de doornstruik naar Mozes kunnen gaan en hem verslinden. Maar dat gebeurt niet. God wordt kwaad, maar in zijn toorn wordt Mozes niet verteerd. God gaat met Mozes door.

*

Het verhaal stopt abrupt. Mozes gaat terug naar zijn schoonvader Jethro. En het verhaal gaat verder. Er staat echter niet een moment dat Mozes tegen God zegt: ik geef mij gewonnen. Ik ben helemaal van U. Hier ben ik, gebruik mij maar voor uw fantastische bevrijdende werk. Dat zegt hij niet. Het stopt gewoon met Gods kwaadheid.

God zegt: haal Aaron maar op. Die kan beter spreken. Dat klopt. Mozes heeft wel een kans voorbij laten gaan. Wie heeft jouw mond gemaakt? Wie kan jou de woorden in de mond leggen? Die kans laat je gaan Mozes! Maar toch gaat God met Mozes door. En in het Nieuwe Testament heet dat zo: Hij die u roept is trouw en doet zijn belofte gestand. Dus heel dit verhaal focust onze aandacht niet zozeer op Mozes maar op de God die spreekt.

Laten we terug gaan naar die twee vragen en daar ga ik ook mee afronden. We moeten dit verhaal niet op afstand houden. In de zin van: dat was toen, dat was Mozes. Die moest het volk Israel uit Egypte leiden. Dat hoeven wij gelukkig niet te doen. Dat klopt. Wij hoeven Israel niet uit Egypte te leiden. Wij mogen wel bevrijdend aanwezig zijn in het leven van andere mensen. En wij kunnen ook de stem van God horen.

Dus ik kom terug bij die twee vragen. Wat zegt God tegen mij. Nu, op dit moment! Of morgenmiddag. Of misschien heeft Hij afgelopen week al gesproken ook al heb je nog niet goed geluisterd wat Hij gezegd heeft. Wat zegt God tegen mij en wat ga ik daarmee doen?

Mozes is geen groot voorbeeld in dit opzicht voor ons. En het kan ook niet zijn dat wij ‘nee’ zeggen omdat Mozes ook ‘nee’ zei. Dat zou je in een onbewaakt moment kunnen denken. Andere mensen zeggen ‘nee’, dus, Heer, praat u maar. Ik trek mijn eigen spoor. We mogen geen voorbeeld nemen aan Mozes. We worden in de kerk ook nooit opgeroepen om op Mozes te lijken. We worden geroepen om op Jezus te lijken. En daarom die twee vragen: Wat zegt God tegen mij en wat ga ik daarmee doen?

En dat zijn de twee vragen die ik u mee wil geven deze week. Wat zegt God tegen mij? Want God spreekt. God is een sprekende God. En het is belangrijk dat we afgestemd raken in wat Hij zegt in onze levens. Er zullen momenten zijn in onze levens waarbij je je afvraagt wat voor beslissing je moet nemen.

Iemand heeft je gevraagd of je een taak op je wil. Dat kan in de kerk zijn maar kan ook in de buurt zijn waar je woont.

Of op je werk iets. Er komt iets nieuws naar je toe.

Of je moet overwegen hoe je reageert op iemand die iets tegen je zei en je daarmee zeer deed. Hoe moet je reageren? Wat zegt God tegen je in die situatie?

Of er zijn relaties in je leven waar het moeilijk in is.

Of je bent op zoek naar iemand met wie je je leven zou willen delen. Wat zegt God tegen mij?

En dan gaat natuurlijk de vraag daaraan vooraf hoe je de stem van God kunt horen. En dan zeg ik: allereerst horen wij Gods stem als wij de bijbel opendoen. Dat moeten wij in alle eenvoud ook steeds tegen elkaar zeggen. We kunnen soms ook heel erg gefocust zijn op: Wat zegt God nou tegen mij en dat de bijbel daarbij dicht blijft. God spreekt door zijn Woord.

Maar God is niet alleen maar gebonden aan zijn Woord, God spreekt ook op andere manieren. God wil ook door andere mensen heen spreken. Iemand komt op jouw pad en zegt iets tegen jou. En helemaal als het een broer of zus in de Here is. Luister naar elkaar!

God spreekt door omstandigheden en gebeurtenissen in je leven. Er gebeurt iets en God wil je daarmee iets duidelijk maken.

Ik geloof ook dat God spreekt door onze intuïtie. Dat je een gevoel hebt. En dat gevoel moet dan wel een plek hebben in een liefdevolle en biddende omgang met God. Dat je een gevoel hebt, volgens mij moet ik die kant op. Daar moet je ook naar luisteren. Als één van de manieren waarop God in jouw leven kan spreken. Wat zegt God tegen mij? Luister naar jezelf. Er kunnen herinneringen binnenkomen. Je kunt je heel bewust al biddend richten op God: Heer vertel me wat moet ik doen. En dan luister je biddend. Of dan bid je luisterend.

Voor Mozes is het glashelder: God spreekt. Voor ons is het vaak niet zo helder. We mogen ernaar op zoek gaan. Wat zegt God tegen mij? En ik wil u uitnodigen om u daarop af te stemmen. En die vraag regelmatig stellen. Wat zegt God in deze situatie tegen mij. Leer de stem van de Heer ontdekken. Jezus zegt: Mijn schapen luisteren naar mijn stem. Ik ken ze en ze volgen mij. Iets wat in relatie gebeurt. In relatie van kennen en gekend worden. Luister naar de stem van de Heer. Wat zegt God tegen mij?

En dan de tweede vraag. Wat ga ik er mee doen? Dit is een vraag die er onlosmakelijk mee verbonden is. Je zou kunnen zeggen: ik weet wat God tegen mij zegt maar ik ga er niets mee doen. Voor mij tien anderen.

Wat ga ik doen als ik de stem van God hoor? Gods stem wil mensen in beweging zetten. En God kondigt niet alleen maar een stand van zaken af: zo is het. En dat je dan onveranderd verder kunt gaan. Dat kan best wel een gevaar zijn als je luistert naar Gods woord in de bijbellezing of in een preek. God heeft gesproken en dat kun je ook nog wel beamen. Maar dan ga je weer onveranderd verder. Dat kan! Maar dat is niet wat God wil. God zegt: luister naar Mijn stem. En dan is de vaag wat ga je ermee doen?

Ik kan me voorstellen dat het ook wel een irritante vraag is. En dat je je vragen bij die vraag hebt. Hoezo, moet ik daarmee iets doen? Word ik weer opgezweept? Moet ik weer van alles? Dat is nogwel eens een allergie waarmee je kan zitten. Waarom moet ik nou weer wat? Wat moet ik nu weer doen?

En soms zegt God ook tegen je: Je moet eens even tot rust komen. Stop eens even met van alles en nog wat. Dat kan ook. Ook dat is beweging. God wil ons in beweging brengen door zijn stem. Dat gebeurt dus niet vanzelf. Bij Mozes gebeurde het niet. Maar het is wel wat God op het oog heeft als hij spreekt. Dat er gehoorzaamheid ontstaat in onze levens vanuit de overvloed van Gods genade.

Dus die twee vragen: Wat zegt God tegen mij en wat ga ik daarmee doen? Dat zijn twee vragen die thuis horen in een biddend leven. Ik heb al een paar keer gezegd dat ik hoop dat we in het komende seizoen als gemeente mogen groeien in gebed, persoonlijk en samen. En deze twee vragen helpen ons daarbij. We voelen ook aan dat dit een gebed is. Wat zegt God tegen mij en wat ga ik daarmee doen? Daar kun je alleen maar op een biddende manier mee aan de gang gaan. En ik hoop dat u de vrijmoedigheid van de Geest ontvangt om die vragen ook daadwerkelijk te stellen. En ik hoop dat u de genade ontvangt om ook echt te horen wat God zegt en om tegen Hem te zeggen. Ja Heer. Hier ben IK. Ik wil U dienen. Laten we daar op dit moment ook samen voor bidden….

Heer we willen zitten aan uw voeten. De hoogste plaats is dat. En we willen luisteren naar uw stem Heer. We hebben het evangelie gehoord. Confronterend ook in bepaalde opzichten. Uitnodigend ook. En we willen u vragen of u in onze eigen levens helder wilt spreken. Help ons om die vraag te stellen. God wat zegt u nu precies. Wat vraagt u? Wat bedoelt u? Heer misschien dat er ook op dit moment terwijl we aan het bidden zijn er een situatie in onze gedachten en onze harten is waar we misschien al langer mee worstelen. Misschien is er afgelopen weken iets op ons afgekomen. Misschien komt er op dit moment iets op ons af nu we in deze kerkdienst zijn. En Heer we vragen het aan U, wat zegt U. En heel veel van wat u zegt geldt voor ons allemaal. Als u zegt volg mij, dan kan niemand zich daaraan onttrekken. Maar u zegt soms ook heel specifieke dingen tegen ons die niet voor een ander bestemd zijn. Geef dat we dat kunnen onderscheiden. Geef ons daarvoor uw Heilige Geest. En Heer help ons om door uw Heilige Geest ook in beweging te komen. Niet in eigen kracht, eerder vanuit onze zwakheid, en wilt u ons zo vervullen met uw Heilige Geest. De Geest van beweging en bewogenheid, de Geest van Liefde en zachtmoedigheid en vrede. De Geest die troost, de Geest die confronteerd, de Geest die waait waarheen Hij wil. Heer maak ons daarvoor ontvankelijk dat vragen we omdat u zo’n genadig God bent. In de Naam van Jezus.
AMEN.

Suggestie voor de liturgie
Welkom
Votum en zegengroet, gesproken amen
Liedboek 479 : 1, 2, 3 en 4
Gebed
Lezen: Exodus 3:7-4:17
Psalm 34 : 3, 5 en 8
Preek ‘Ik voel me (niet) geroepen’
Liedboek 473 : 1A, 2V, 3M, 4V, 5A, 6M, 7V, 8M, 9A en 10A (wisselzang)
Het evangelie van Gods wet
Liedboek Gezang 7 : 1 en 4
Voorbeden
Collecte
Psalm 40 : 2, 3 en 4
Zegen en gezongen amen

(Met dank aan Henk WIsselink uit Lelystad voor het uitschrijven van deze preek.)

Preek: Gods missie heeft een kerk

world-handsUitgeschreven tekst van de preek over Matteüs 28:18-20, gehouden op zondag 22 juni 2014 in de Plantagekerk, Zwolle.

Gemeente van onze heer Jezus Christus,

Ik heb vandaag speciaal mijn eigen Bijbel even meegenomen, niet omdat er hier geen Bijbel ligt, maar met mijn bijbel is iets bijzonders aan de hand. Daar moet ik even een verhaal bij vertellen.

Een paar jaar geleden – dat was in Haarlem nog – was ik bij een Voedselbank waar ik met enige regelmaat kwam. Daar kwam ik een broeder tegen, een broer in Christus, Willem heet hij, al een aardig eindje in de 70 was hij. En ik wist niet heel veel van Willem, maar twee dingen wist ik wel: dat hij heel veel geloof had en heel weinig geld.
Op een goede dag komt Willem naar me toe en hij zegt: ‘Jos, ik heb een cadeautje voor je. Alsjeblieft, deze bijbel mag je van me hebben’. Dat was zo’n bijbel met het Liedboek erbij in, dundruk, goud op snede. Ik zei: ‘Willem, ik weet dat jij een groot geloof hebt, maar jij hebt geen grote portemonnee, hoe doe je dat?’ En toen glimlachte hij wat, en zei: ‘Ga maar eens wat lezen, ga het Matteus-evangelie maar eens lezen en dan kom je er wel achter waarom ik deze Bijbel gratis aan jou kan geven.’
Dus ik het Matteus evangelie lezen – ik ging er wel heel snel doorheen hoor – en helemaal aan het eind kwam ik er tot mijn verbazing achter, dat er een stukje ontbrak. Matteus 28:16-20, wat we dus net gelezen hebben, dat ontbrak in die Bijbel. Het was een misdruk, een hele serie Bijbels was misgegaan! Later heb ik weer een nieuwe bijbel weer gekocht, want die bijbel die ik van Willem had gekregen was ik kwijt geraakt. En toen ik die nieuwe Bijbel kreeg – ik had hem via Internet besteld – dacht ik: eerst even kijken of er iets aan de hand is met deze Bijbel. En toen ontdekte ik tot mijn verbazing, maar ook wel vreugde, dat er een bladzijde inzat, dat is deze bladzijde om precies te zijn – en als u heel dicht bij mij zou zijn, en zou kunnen kijken en zien dat deze bladzijde net íets kleiner is dan de andere bladzijden – en de linker bladzijde heeft als nummer 32 en de rechter bladzijde heeft als nummer 32A. Dus de uitgever was erachter gekomen dat er iets mis was gegaan en had overal dat blaadje weer ingeplakt.

*

Nu wil het geval dat ik, toen Willem mij die Bijbel gaf, net bezig was met het lezen van een boek met de Engelse titel: ‘The Great Omission.’ En voor wie een beetje Engels spreekt, die weet waarschijnlijk wel, dat de ‘De Grote Opdracht’ (dat is het slot van Matteüs) in het Engels ‘The Great Commision’ heet. Alleen dat boek zei: ‘Wat heeft de kerk nou fout gedaan? De kerk is vergeten om bezig te zijn met die ‘Grote Opdracht.’ Het is niet ‘The Great Commision’, maar het is ‘The Great Omission’ geworden, de ‘Grote Omissie’ van de kerk. En omissie, dat is in het Nederlands niet zo’n bekend woord, maar dat betekent gewoon: de weglating. We zijn het vergeten. En die Bijbel die ik van Willem kreeg, was daar dus een perfecte illustratie van. Want precies Matteüs 28 vers 16 tot 20 ontbraken: ‘The Great Omission’.
En als we toch een nieuw woord aan het leren zijn – een missionaire kerk is dus een kerk die bezig is met de opdracht van de Heer, en een ‘omissionaire’ kerk , dat is een kerk die dat vergeten is. Zijn wij misschien een ‘omissionaire kerk’? Dat is de vraag die wij aan elkaar stellen. Is dit waar wij mee bezig zijn? Dat Jezus tegen ons gezegd heeft: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen’? Want als wij willen begrijpen waar het in de kerk om gaat, dan kunnen wij niet zonder deze bladzijde in de Bijbel.

*

Ik heb de preek niet als titel meegegeven: ‘Gods kerk heeft een missie’. Want als Gods kerk een missie heeft, dan zouden we plannen kunnen gaan maken en met elkaar een misse kunnen formuleren. En dat heeft ook allemaal zijn eigen nut en zijn eigen waarde ook wel. Maar we moeten het omdraaien: ‘Gods missie heeft een kerk’.
Wij bestaan als kerk niet voor onszelf, wij zijn als kerk een instrument van Gods bedoeling, van Gods plan. En Gods plan is, dat alle volken tot leerlingen van Jezus worden gemaakt. Wij moeten ons als gemeente dus ook afvragen: is dat waar wij mee bezig zijn? Met leerlingen maken, met discipelen maken, met discipelschap…
Deze preek is een aanmoediging voor ons allemaal persoonlijk, om in de komende tijd je te bezinnen op de vraag: ‘Hoe zijn wij als kerk – maar ook: hoe ben ik persoonlijk – bezig met deze opdracht van Jezus? Wat is nou de betekenis daarvan in mijn leven?’ Jezus spreekt je aan, de woorden van de Grote Opdracht klinken: ‘Maak leerlingen’. Is dát waar we mee bezig zijn in onze geloofsgemeenschap?
Ik verlang ernaar dat God door die woorden heen in de komende tijd, bij ons allemaal iets laat zien, iets laat horen, van hoe wij kerk moeten zijn. En om daar een basis onder te leggen, staan we vanmorgen stil bij die woorden, die Jezus spreekt.

*

Je zou Matteüs 28:18-20 in drie stukjes kunnen indelen. En dan ontdek je dat de Grote Opdracht (die ook wel het Zendingsbevel wordt genoemd) wordt omgeven door de Grote Waarheid (namelijk: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde’) de Grote Belofte (‘En houd dit voor ogen, ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld”). Dus we moeten die Grote Opdracht niet lospellen uit die woorden, die hierom heen staan. Het begint met de Grote Waarheid, dan de Grote Opdracht en dan de Grote Belofte.
Kort eerst over die Grote Waarheid. Wij zijn hier bij elkaar en wij willen God eren. En we willen God dienen. En we willen luisteren naar de stem van Jezus. En we willen hopelijk ook leerlingen van Jezus zijn, zijn discipelen. En dan is het eerste wat wij dus moeten horen, dat Jezus tegen ons allemaal zegt: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde.’
Geloven wij dat Jezus alle macht heeft? Dat is een vraag die we ons zelf ook moeten stellen. Geloven wij écht dat Jezus álle macht heeft in de hemel en op de aarde? Díe Heer, die dienen wij hier in de kerk. En ik kan me ook voorstellen dat je daar ook wel eens aan twijfelt. Je kunt sowieso wel eens twijfelen in je geloof. En weet je wat ik dan zo bemoedigend vind in het gedeelte dat we gelezen hebben, vlak voorafgaand aan de Grote Opdracht? Dan komen die leerlingen naar Jezus toe. Elf mannen, in Galilea naar de berg waar Jezus op dat moment. ‘En toen ze hem zagen, bewezen ze hem eer, al twijfelden enkelen nog.’ Al twijfelden enkelen nog. En dat vind ik altijd weer heel bijzonder, dat er op dit moment – Jezus geeft zometeen die Grote Opdracht aan die elf mannen die daar voor hem neergeknield liggen, ze aanbidden hem, aan deze elf mannen geeft hij de Grote Opdracht – maar er zijn een paar, die twijfelen nog!
Dat zinnetje had Matteus natuurlijk best weg kunnen laten. Hij heeft het er toch neergezet. ‘Enkelen twijfelden nog.’ Misschien voel jij jezelf wel helemaal niet zo’n leerling van Jezus, zo’n discipel van Jezus. Misschien is er wel twijfel in je leven. Maar ook als je twijfelt kun je leerling van Jezus zijn. Je moet jezelf misschien niet zozeer de vraag stellen van: ‘Geloof ik wel?’ Maar de vraag stellen van: ‘Heb ik vandaag al iets gedaan omdat Jezus dat zegt?’ Iemand liefhebben bijvoorbeeld. ‘Heb ik vandaag al iets gedaan, waarvan Jezus zegt: doe dat?, Of heb je vandaag al iets nagelaten, waarvan Jezus zegt: doe dat niet?‘ Want een leerling is iemand die doet wat Jezus gebiedt. Niet iemand die het allemaal op een rijtje heeft. Niet iemand met een rotsvast geloof persé. Ook twijfelaars kunnen meekomen in dit verhaal. Maar kijk wel altijd van: ‘Heb ik vandaag al iets gedaan omdat Jezus dat zegt? Heb ik vandaag iets nagelaten omdat Jezus gezegd heeft, doe dat nou niet?’
Dus het is bemoedigend dat ook twijfelaars worden aangesproken. En dan zegt Jezus dus, met alle kracht en alle liefde die in hem is: ‘Kijk nou maar niet naar jezelf, want je kunt zelf veel onmacht ervaren en veel krachteloosheid, maar kijk naar mij: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ik ben Jezus.’
En dan zegt Jezus: ‘Ga DUS op weg.’ Dat is de Grote Opdracht. Omdat Jezus Heer is in de hemel en de aarde, kunnen wij op weg gaan.

*

Nu lijkt het er in de manier waarop het staat geformuleerd op, dat het accent ook ligt op dat op weg gaan. Ga op weg. En maak leerlingen. En doop. En leer. Er worden zo lijkt het vier dingen gezegd. Maar als je de oorspronkelijke woorden die Jezus gesproken heeft, en de woorden die in de taal van het Nieuwe Testament staan, als je die leest, dan zie je dat daar staat: ‘Henengaand, maak leerlingen, door te dopen, en door te leren.’ Dus: ‘Maak leerlingen’ is de Grote Opdracht. En niet: ‘Ga op weg.’
Want wij denken bij ‘ga op weg’ al meteen dat we ver weg moeten gaan. Dat je minstens een vliegticket moet kopen, om ergens anders het evangelie te brengen. Maar dat is niet zo. Ga op weg, dat mogen we ook vertalen met: wij mogen gaandeweg leerlingen maken. Wij mogen, terwijl we onderweg zijn, leerlingen maken.
Ik moet denken aan wat er in Deuteronomium staat (6:6-9), daar gaat het over de kinderen die mogen horen over de Heer. Daar wordt op een gegeven moment gezegd: “Houdt de geboden die ik u vandaag op leg steeds in gedachten. Prent ze uw kinderen in, en spreek er steeds over; thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad.” Dus daar wordt gezegd: als je onderweg bent, spreek er dan over. En zo mogen we denk ik ook die woorden van Jezus vandaag vertalen. Dat hij zegt: ‘Als je onderweg bent, waar je ook maar bent, maak leerlingen!’ Dat kan dus heel dichtbij. Leerlingen maken is niet iets waarvoor je ver weg hoeft te gaan. Maar in ons dagelijks leven mogen wij er op gericht zijn, dat mensen Jezus leren kennen. We mogen óók ver weg gaan, voor wat we noemen zendingswerk, want ook ver weg moet de boodschap gehoord worden, maar dat is nu niet de essentie van wat Jezus zegt. Hij zegt niet: ‘nu moeten jullie allemaal een vliegtuigticket kopen en het evangelie gaan brengen.’ Nee, je hoeft alleen maar de deur uit te lopen en je kunt al beginnen met het leerlingen maken. Sterker nog, je kunt hier blijven zitten. En elkaar helpen om leerlingen van Jezus te worden.
Dat wij altijd denken aan ver weg gaan dat komt natuurlijk ook wel omdat Jezus spreekt over ‘alle volken’. Maar ook daar hoeven we niet persé aan allerlei volken in allerlei verre landen te denken. We mogen biij ‘alle volken’ ook denken aan: alle soorten mensen. Ga op weg en maak alle soorten mensen tot mijn leerlingen. Mannen en vrouwen, gekleurden en blanken, jongeren en ouderen, homo’s en hetero’s, zieken en gezonden, armen en rijken, buren en collega’s. Alle mensen die je gewoon onderweg tegenkomt mogen horen over Jezus en die mogen tot leerling van Jezus worden gemaakt. Als je onderweg bent, zegt Jezus, maak leerlingen van alle mensen die je tegenkomt.

*

Wat is nu eigenlijk discipelschap? Want daar gaat het in deze preek over. En hopelijk zullen we er nog vaker bij stil staan als gemeente. Wat is nou eigenlijk discipelschap? Discipelschap is volgens mij dit, dat we in een leerproces zitten, als kinderen van God. Het leerproces van Gods kinderen waarin wij, geïnspireerd door Gods Woord en geleid door de Heilige Geest, in onze dagelijkse omstandigheden en activiteiten en relaties, groeien in Christusgelijkvormigheid. Dus gewoon in ons dagelijks leven groeien in het lijken op Christus. Groeien ook in het ons houden van de geboden van God. En ook andere mensen uitnodigen om Jezus te vertrouwen en te volgen. Dat is waar het in discipelschap om gaat. En ik hoop dat we daar met elkaar naar verlangen.
Want wij hebben het over de essentie van kerk-zijn. Het is best een groot gevaar dat we in de kerk gewoon erg met onszelf bezig zijn. Dat alles een beetje gaat zoals wij het graag willen. Vooral op zondagmorgen. ‘Mijn lied moet gezongen worden, mijn woorden moeten ongeveer klinken, ik moet me fijn voelen, ik moet me thuis voelen.’ En dat zijn allemaal geen onbelangrijke dingen, maar daar gaat het niet om in de kerk. In de kerk gaat het hierom: dat wij een onderdeel vormen van Gods missie, dat mensen tot leerlingen worden gemaakt. Een kerk die niet missionair is, is eigenlijk geen kerk.
We moeten ook tijd nemen om er over na te denken: ‘Wat wil God ons hierin zeggen? Hoe kunnen wij meer gehoorzaam zijn aan het gebod dat Jezus ons geeft om leerlingen te maken?’ Laat de woorden van Jezus tot je doordringen. En luister naar de stem van God. En laten we met elkaar proeven wat Jezus ons te zeggen heeft als hij zegt: ‘Maak leerlingen.’

*

Als we nu nog verder luisteren naar die Grote Opdracht van Jezus, dan valt op dat er twee stappen gezet moeten worden. ‘Ga op weg, maak alle volken tot mijn leerlingen door hen te dópen. En door hen te léren.’ De doop staat dus aan het begin van het discipelschapstraject. De doop staat aan het begin van het leerproces. Heel veel van ons denken: ‘als je als kind niet gedoopt bent, en je wilt als volwassene gedoopt worden, kun je je afvragen: wanneer ben ik daar dan aan toe? Wanneer geloof ik goed genoeg?’ Maar de kern is hier, dat de doop aan het begín van het traject staat. Jezus draait het ook niet om. Hij zegt níet: ‘Ga op weg, maak alle volken tot mijn leerlingen en leer hen onderhouden alles wat ik jullie geboden heb en dán mag je gedoopt worden.’ Alsof de doop een soort stempel van goedkeuring is. Nee, de doop is een begín. De doop is een deur waardoor je heengaat om als beginneling op de weg van het discipelschap te staan.
Dopen is ook dat je bij voorbaat wordt ondergedompeld in de Vader, Zoon en de Heilige Geest. Dopen betekent dat je ondergedompeld wordt in hun aanwezigheid. Dat de Vader en de Zoon en de Heilige Geest altijd om je heen zijn. De doop is ook een symbool waar we gaandeweg steeds weer op terug moeten grijpen. Steeds opnieuw ontdekken dat we omringd zijn door de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En ook steeds opnieuw ontdekken dat gedoopt zijn betekent dat je bent gestorven met Christus en dat je weer mag opstaan met Christus. Dat is het patroon van een leerling van Jezus: sterven met Christus en opstaan met Christus. Eénmalig in de doop, maar vervolgens elke dag.
Die doop, die hoort dus echt bij een kerk die discipelen maakt. En ik spreek de wens uit dat we in de toekomst ook meer volwassenen zullen dopen. Het is fantastisch om kinderen te dopen, die er vanaf het allereerst begin bij horen en op weg mogen gaan achter Jezus aan. Maar ik hoop ook dat er meer volwassenen gedoopt zullen worden. Meer mensen die bij onze gemeente komen. Die zeggen: ‘Ik wil mee, achter Jezus aan.’ Want dat is de manier die Jezus aanreikt: ‘Ga op weg, maak leerlingen en dóóp hen.’ Dus als er bijna nooit iemand als volwassene gedoopt wordt in onze gemeente, dan moeten we ons afvragen: zijn we wel echt bezig met onze opdracht? Want dat is plan van Jezus. Dopen betekent dat je aan het begin van dat traject ondergedompeld wordt in de drie-enige naam van God.
In een lied van Sela wordt dat heel mooi onder woorden gebracht: Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige Naam / Verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan /
waar ik ben, bent U, wat een kostbaar geheim, / Uw naam is ‘Ik Ben’ en ‘Ik Zal Er Zijn’. Dat is wat God tegen je zegt in de doop. Jij hoeft niet te zeggen: ‘Hier ben ik dan eindelijk’. God zegt: ‘Hier ben Ik. Ik zal er zijn. Ook als je wel weer eens twijfelt. Ook als het wel weer eens moeilijk is. Ik zal er zijn.’ Dat is gedoopt worden aan het begin van de weg die je mag gaan met Jezus.

*

Dus eerst dopen en dan leren. En wat moeten we leren als leerlingen van Jezus? Wij moeten leren om ons aan zijn geboden te houden. En dan moet ik het ook maar eens in alle eenvoud zeggen. Wat is discipelschap, wat is leerling zijn van Jezus? Gewoon gehoorzaamheid. We zijn in de voorbije decennia misschien, ik weet niet precies hoe lang dat is, misschien ook wel een beetje allergisch geworden voor geboden en dat God iets van ons vraagt. Maar er zijn heel veel geboden. En ze zijn niet zwaar, zegt Jezus. Maar we ervaren ze wel als zwaar, en dat komt misschien omdat we niet dicht genoeg bij Jezus leven. Maar discipelschap is heel eenvoudig dat we ons houden aan de geboden van Jezus.
Wat zijn die geboden? Jezus spreekt hier op een berg, hij is naar die berg toe gegaan, die hij hun genoemd had en dat is hoogstwaarschijnlijk de berg van de Bergrede. Dus de geboden van Jezus dat is de hele Bergrede in Matteus 5 tot 7. Lees die toepsraak van Jezus regelmatig door. Het zijn ook de geboden die God eerder op een berg gaf. Exodus 20, de Tien Woorden. ‘Ik ben de Heer, ik ben jouw God. Geen andere goden voor mijn aangezicht…’ En ik kan nu veel over die geboden zeggen, dat ga ik niet doen. Ik ga nu een zevental geboden aan u voorhouden als invulling van het moment van de wet in de eredienst. Zeven geboden van Jezus. En ik hoop dat u ernaar luistert, dat u ze indrinkt en dat u een verlangen hebt om er gehoorzaam aan te zijn. En daarna gaan we ook zingen uit Psalm 119. Want Jezus zegt een keer: ‘Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, die heeft mij lief.’ Nou, Psalm 119 is een psalm die vol is van de liefde voor de geboden van de Heer. En bij Heer mogen we ook echt aan Jezus denken. Dus Psalm 119 vers 3 en 6 gaan we zo staande zingen, nadat ik zeven geboden heb gegeven en daarna ga ik de preek afronden.

Zeven geboden: Jezus zegt
1. Laat jullie licht schijnen voor de mensen, opdat zij jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.
2. Heb je vijanden lief en bid voor wie jou vervolgen.
3. Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde.
4. Maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken.
5. Oordeel niet. Opdat er niet over jullie geoordeeld wordt.
6. Vraag… – dat is een gebod van Jezus – Vraag en er zal je gegeven worden.
7. Behandel anderen steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.

Laten we ons toewijden aan die God, aan Jezus, door psalm 119 vers 3 en 6 nu staande te zingen. (…)

*

‘Laat mij, o Heer, geen van uw woorden missen.’ We luisteren nu naar woorden van Jezus aan het slot van Matteüs en we willen er geen een missen! Dat geldt ook voor het vervolg. Want we hebben nu geluisterd naar die Grote Waarheid: Alle macht is van Jezus! We hebben geluisterd naar de Grote Opdracht: Maak leerlingen! Laat de kerk daarop gericht zijn. Maar we moeten ook deze woorden niet missen, want we kunnen het gevoel krijgen: ‘hier wordt teveel van ons gevraagd. Dit kunnen we niet. Hoe zouden we dat nou moeten doen: Leerlingen maken? Hoe zouden we dat nou moeten doen: Mensen die Jezus nog niet kennen bij Jezus brengen, zodat ze in hem gaan geloven en zodat ze hem gaan volgen?’ En er mag zich ook een gevoel van machteloosheid van ons meester maken, want dat kunnen wij ook niet.
En daarom zegt Jezus ook meteen erachteraan: ‘En houd dit voor ogen, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’ En dat is niet een tekst voor op een tegeltje aan de muur. Dat we denken: ‘nou wat fijn, dat de Here God altijd bij ons is.’ Nee, de Here God, Jezus is bij ons met het oog op het vervullen van deze opdracht. Dus hij zegt niet zonder meer: ‘Ik ben bij jullie.’ Dat zegt hij gelukkig ook heel vaak, in de Psalmen bijvoorbeeld. Maar hier zegt Jezus: ‘Ik ben met jullie, namelijk met het oog op het vervullen van de Grote Opdracht.’
Als wij onze weg gaan, als wij ons ook inspannen in de kracht van de Heilige Geest om zelf steeds meer een leerling van Jezus te worden en om andere mensen tot leerling van Jezus te maken, dan mogen we weten dat de Heer zegt: ‘Ik ben met jullie.’ En hoe is de Heer bij ons? De Heer is bij ons door de Heilige Geest. Dat moeten ook expliciet tegen elkaar zeggen: ‘Door de Heilige Geest is de Heer in ons midden, zodat wij gehoorzaam kunnen zijn aan dat gebod: Maak leerlingen.’

*

Ik rond af door u nog een keer uit te nodigen om de woorden van Matteüs 28:18-20 echt tot u door te laten dringen. Dat kan bijvoorbeeld door ze uit het hoofd te leren en ze regelmatig te overdenken. Ja, uit het hoofd leren. Er zijn slechtere dingen om te doen. Gewoon woorden uit de Bijbel uit je hoofd leren, zodat ze steeds dieper kunnen afdalen in je hart. Zodat steeds beter kunt horen wat de Heilige Geest door die woorden heen wil zeggen. En ik hoop van harte dat de Heilige Geest ons als geloofsgemeenschap iets gaat duidelijk maken. En ik weet niet helemaal precies wat. Het zal met discipelschap te maken hebben. Het zal te maken hebben met leerlingen maken. Het zal te maken hebben Gods missie. Maar hoe? En wanneer? En wat? Laten we dat horen van de Heilige Geest als we zo met zijn woorden bezig zijn. Laten we er samen ook voor bidden:

Heer Jezus, U spreekt. U wijst ons de weg. We mogen onderweg zijn. En gaandeweg leerlingen maken. En Heer, we weten dat dát is wat u graag wilt. En we bidden u samen: geef dat dát ook is waar we samen als gemeente op gericht zijn. Dat we minder bezig zijn met onszelf. Dat we meer bezig zijn met uw wereld. Met alle volken, al die soorten mensen die U nog niet kennen. En Heilige Geest, wij bidden u om uw leiding en uw wijsheid en uw inzicht om samen de weg te zoeken die we moeten gaan. Dank u wel, Vader, Zoon en Heilige Geest, dat u erbij bent, dat u om ons heen bent. Dat we door de doop ondergedompeld mogen zijn in uw naam. Dank u wel daarvoor. Uit genade. Amen.

(Met dank aan Leonie Verloop uit Enschede voor het uitschrijven van de preek!)

Alles wat het waard is om gedaan te worden, is het waard om goéd gedaan te worden

werkenGistermorgen heb ik in de Plantagekerk in de preek aandacht besteed aan het thema ‘Christen-zijn op je werk’. Hieronder kun je de boodschap van de preek lezen. Vanuit het vierde gebod.

Op deze landelijke themazondag ‘Christen-zijn op je werk’ staan we stil bij het werk dat we doen (in een baan, thuis, in het huishouden, als vrijwilliger etc.). We brengen heel veel tijd door op ons werk en met werken. Ons werk is daarom ook een heel belangrijk iets als het gaat om discipelschap.

Vierde gebod

Als we het vierde gebod lezen, valt uiteraard vooral op dat het daar gaat over de éne rustdag. Maar er wordt ook gezegd: zés dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten! Hier wordt dus ook positief over werken gesproken. Sterker nog: er wordt een verbinding gelegd tussen Gods scheppende werk en ons dagelijkse werk. Zoals God rustte op de zevende dag zo mogen ook wij rusten én zoals God zes dagen scheppend heeft gewerkt zo mogen ook wij werken en daarin het beste van onszelf leggen.

Gods (scheppende) werk

Zo wordt het scheppen van God een inspiratiebron voor ons dagelijkse werken. In het begin was God aan het werk! Werk is geen noodzakelijk kwaad, omdat we nu eenmaal in ons levensonderhoud moeten voorzien. Werken is een roeping (dat geldt dus voor álle werk, niet alleen voor de zogenaamde geestelijke beroepen) om in het spoor van de God die scheppend werkte (én nog altijd werkt). Gods scheppende werken inspireert ons om in ons dagelijks werk:

  • gericht te zijn op de ander: heel het scheppingswerk van God is gericht op de méns die op de zesde dag geschapen wordt naar Gods beeld; hoe kunnen door ons werk andere mensen gezegend worden, tot hun recht en hun bestemming komen?
  • op zoek te zijn naar momenten dat we kunnen zeggendat was góed’: wat we werkend doen wordt beslist ook getekend door gebrokenheid en zonde (na Genesis 3 is er sprake van zwetend werken, mislukking, workaholic zijn en alles wat er juist rond werk ook mis kan gaan), maar in Christus en door de Geest kunnen op zoek zijn naar het goede!
  • niet alleen de zevende dag maar ook de achtste dag te vieren: de achtste dag is een beeld voor alles wat er aan creativiteit komt nadat God zijn scheppingswerk heeft gedaan; wij mogen scheppend met God meewerken voor zijn koninkrijk! Werk is de manier die God ons geeft om op aarde tot onze bestemming te komen (en daarom is werkloos of arbeidsongeschikt zijn ook een ingrijpend iets).

Zes dagen werken vanuit ‘het is volbracht’

We worden dus geroepen om zes dagen per week te werken. Voor God de Schepper eindigde het werk me rust. Voor Gods kinderen begint het werk met de rust van ‘het is volbracht’ dat niet alleen Christus’ offer aan het kruis typeert (aanzet voor de nieuwe schepping) maar ook het ‘En het was zeer goed’ van Gods volbrachte scheppingswerk. Ons scheppende werken blijft stukwerk, maar maakt toch deel uit van iets dat ons overstijgt.

Drie handreikingen

  1. Een benedictijnse stelregel: alles wat het waard is om gedaan te worden is het waard om goed gedaan te worden!
  2. Vier niet alleen de sabbat, vier ook je werk! Alle dagen zijn heilig als je ze beleeft in Gods aanwezigheid!
  3. Laat je inspireren door het verhaal van de drie metselaars. Toen aan hen gevraagd werden wat ze deden zei de eerste: ‘Ik leg een steen op een andere’. De tweede zei: ‘Ik verdien hier mijn levensonderhoud mee’. En de derde antwoorde: ‘Ik bouw hier mee aan een schitterende kathedraal!’

Je kunt de preek hier naluisteren: audio ‘Vier je werk!’

Download PreekKracht.

 

Dankdag4Daagse: vier keer tot tien tellen

dankdag2014Via krant en internet maakte ik kennis met een mooi initiatief van een Enschedese zusterkerk: een dankdagtiendaagse. Tien dagen alleen en samen bewust toeleven naar dankdag. Concreet onze zegeningen tellen. Dat is een mooi idee. Want de dankdag komt in de beleving van veel mensen wel eens wat ‘uit de lucht vallen’.

Omdat ik een Dankdag10Daagse wel wat lang vind, wil ik kiezen voor een Dankdag4Daagse. Vier dagen om bewust bezig te zijn met danken. Vier dagen om als discipel van Jezus te oefenen in een levensstijl van dankbaarheid. Vier dagen om extra gehoorzaamheid aan de dag te leggen aan dit gebod: ‘Wees ook dankbaar!’

Komende zondag zal er in de Plantagekerk een eenvoudige handreiking beschikbaar zijn waar je thuis zelf (alleen of samen) mee aan de slag kunt. Voor elke dag een kerntekst en de vraag om tot tien te tellen: tien dingen waarvoor je dankbaar bent. Hopelijk zal de stemming in de dankdagdienst op woensdag 5 november daardoor extra dankbaar zijn!

Dit wordt ongeveer de inhoud van het papier:

Dag 1: zondag 2 november

Tien dankpunten opschrijven rond werk, studie en school

Dag 2: maandag 3 november

Tien dankpunten opschrijven rond eten, drinken en water

Dag 3: dinsdag 4 november

Tien dankpunten opschrijven rond natuur, schepping en duurzaamheid

Dag 4: woensdag 5 november

Tien dankpunten opschrijven rond mensen, dieren en wonen